Dier op Dier is een spannend stapelspel dat perfect is voor jonge avonturiers vanaf 4 jaar.

De dieren willen laten zien hoe goed ze zijn in het bouwen van hoge piramides! Wie kan de pinguïn bovenop de krokodil plaatsen, of het schaap op de pinguïn? Maar pas op, want de egel wordt duizelig van de hoogte!

Dit spel bevordert de fijne motoriek en hand-oogcoördinatie van je kind, terwijl ze ook hun probleemoplossend vermogen en geduld ontwikkelen.

Elke beurt gooit een speler de dobbelsteen en plaatst één of twee dieren op de stapel, of geeft een dier aan een andere speler. De eerste die al zijn dieren succesvol heeft gestapeld, wint het spel.

Met 29 schattige houten dieren biedt Dier op Dier eindeloos plezier voor het hele gezin, terwijl het ook een uitdaging blijft voor volwassenen.

Variatie 1 – Volgorde onthouden
Iedere speler krijgt een setje met dezelfde dieren. De speler met de kortste neus mag beginnen.
Onder een (thee)doek legt speler 1 in het geheim 3 dieren op volgorde, bijvoorbeeld: schildpad – slang – schaap en benoemd deze dan ook. De anderen speler luisteren en proberen dan die volgorde uit het hoofd na te leggen. Daarna toont speler 1 de juiste volgorde. Wie heeft het goed onthouden?

Variatie 2 – Verhalend onthouden
Maak het moeilijker door van de dieren een zinnetje te maken:
“Het aapje loopt achter de toekan, die weer achter het kameel loopt, en het kameel volgt de schildpad.”
Kun jij de volgorde leggen zoals in het verhaal?

Variatie 3 – auditieve aandacht, geheugen
In de doos van het spel vind je een verhaal met alle dieren. Leg alle dieren op tafel en lees het verhaal voor. Jij of een ouder leest het verhaal voor. De opdracht is dat het kind een dier mag pakken zodra jij het dier noemt.

Wat leert het kind hierbij?

Auditief geheugen & concentratie
– Het kind oefent met het onthouden van wat het hoort (de volgorde van dieren of zinnen).
– Focus houden op een opdracht en die vasthouden in het hoofd.
Visueel geheugen
– Door het namaken van een verborgen volgorde leert het kind goed kijken, onthouden en reproduceren.
Volgorde en reeksen herkennen
– Het kind leert dat volgorde ertoe doet (bijv. dat schaap – slang – schildpad iets anders is dan schildpad – slang – schaap).
Taalontwikkeling
– Bij de verhalende variant oefent het kind met luisteren naar zinnen, taalbegrip en woordvolgorde.
– Ook uitbreiding van de woordenschat: dierennamen, werkwoorden, plaatsbepalingen (achter, voor, naast).
Samenwerken en spelregels volgen
– Het kind leert beurten nemen, afwachten, regels begrijpen en respecteren.
Creatief denken & verbeelden
– Bij het maken of volgen van een zin gebruikt het kind zijn verbeelding en leert het verbanden leggen tussen taal en actie.